Dr. Quay , verbonden aan de Harvard Medical School en zat in de faculteit van de Stanford University School of Medicine, heeft in maart 2021 een paper gepubliceerd van een bayesiaanse analyse die hij heeft uitgevoerd om de oorsprong van COVID-19 te achterhalen. Zijn conclusie: de oorsprong van COVID-19 heeft buiten redelijke twijfel een laboratorium oorsprong met een aannemelijkheid van 99,8%.
In de Bayesiaanse kansberekening wordt een vooraf vastgestelde of berekende kans toegewezen aan een hypothese. Bij nieuw bewijs of nieuwe informatie wordt een nieuwe, aangepaste kans berekend. Deze techniek is zeer geschikt voor een dynamische kansberekening op basis van nieuwe informatie. Deze vorm van data analyse wordt veel gebruikt in onder andere geneeskunde, techniek, sport en rechtsgeleerdheid.
Dr. Quay is in zijn artikel uitgegaan (uitgangshypothese) van een 99,8% waarschijnlijkheid dat het COVID-19 virus via dieren (zoönose) is overgedragen op de mens en een 0,2% waarschijnlijkheid dat het virus uit een laboratorium afkomstig is. In zijn artikel legt hij duidelijk uit welke gepubliceerde gegevens leiden tot een verandering van bovengenoemde waarschijnlijkheden.
De belangrijkste gegevens uit zijn artikel zijn:
- Er zijn geen aanwijzingen voor seroconversie in Wuhan en Shanghai (4,9%1 naar 19,1%)
- De afwezigheid van genetische varianten (19,1% naar 69,2%)
- De aanwezigheid van niet natuurlijke delen in het eiwit (“spike protein”) waarmee het COVID-19 aan menselijke cellen bindt (69,2% naar 95,3%)
- En de aanwezigheid van een niet natuurlijke nucleotide volgorde in het genetische materiaal dat codeert voor het spike proteïne (95,3% naar 99,8%)
1 toename van de waarschijnlijkheid (%) dat COVID-19 uit een laboratorium komt
In geval van een zoönose wordt er aangenomen dat het virus door een gastheer (vleermuis) via een dieren populatie (reservoir) wordt overgedragen op de mens. Bij SARS en MERS waren dit respectievelijk de civetkat en de kameel. Tot nu toe is er voor COVID-19 geen reservoir aangetoond. Bij een zoönose, en ook bij SARS en MERS, verspreidt het virus zich langzaam binnen de menselijke gemeenschap; dit leidt tot het aanmaken van antistoffen tegen het virus (seroconversie) en de aanwezigheid van genetische varianten van het virus in de populatie. Bij SARS en MERS zijn beiden aangetoond, maar bij COVID-19 echter niet (punt 1 en 2). Het COVID-19 bindt aan menselijke cellen via het “spike protein”. Dit eiwit komt niet voor op andere coronavirussen uit het geslacht waar COVID-19 deel van uitmaakt (punt 3). In de genetische sequentie van het COVID-19 ‘spike protein’ komt een stukje voor dat bijna nooit aanwezig is (<1%) in andere coronavirussen, maar vaak gebruikt wordt door wetenschappers bij genetische aanpassingen in een laboratorium (punt 4).
Voldoende redenen voor het starten van een open en serieus debat over de origine van het COVID-19 en daaraan gekoppeld hoe dit soort ellende in de toekomst voorkomen kan worden.