Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ontwikkelt samen met andere landen een Europese databank voor digitale sporen. Hiermee moet het makkelijker worden om mensen te vervolgen met persoonlijke informatie uit hun telefoon van apps als Snapchat en Whatsapp.
“Informatie uit mobiele telefoons van verdachten wordt nu al vaak gebruikt bij forensisch onderzoek,” zegt forensisch wetenschapper Abdul Boztas, die namens het NFI betrokken is bij het Europese project.
“Smartphones zijn een forensische goudmijn. Zonder dat de gebruiker dat ziet, bevatten apps zeeën aan data. Wat heeft een gebruiker gedaan? Waar was een gebruiker? Met wie heeft een gebruiker gecommuniceerd? Wat is de herkomst van een foto? Allemaal informatie die kan helpen om een misdrijf op te lossen,” aldus Boztas.
Maar het probleem waar het NFI en soortgelijke instanties uit andere landen volgens Boztas tegenaan lopen, is dat er zoveel apps en versies van apps zijn dat het onbegonnen werk is om daar optimaal gebruik van te kunnen maken.
“Het NFI kan dat niet allemaal zelf onderzoeken en bijhouden en we zijn ook niet het enige forensische lab dat tegen dit probleem aanloopt.”
Internationaal kennisplatform
Daarom ontwikkelt het NFI nu in Europees verband een internationaal forensisch kennisplatform. Hierop is straks te vinden waar in welke apps rechercheurs moeten zoeken voor welke relevante informatie.
Het project, met de naam ‘App Analyses and Reference Database Solution’, krijgt subsidie uit de Europese Unie, en bestaat uit twee componenten. Allereerst ontwikkelen de deelnemende landen een softwaretool die kan bepalen welke sporen een app op een mobiele telefoon achterlaat. “De software detecteert welke bestanden worden gewijzigd op de mobiele telefoon na een activiteit met een app,” legt Jeroen de Jong uit, die samen met zijn team namens het NFI de software bouwt. “De resultaten daarvan willen we vervolgens uploaden in een referentiedatabase die bereikbaar is via een beveiligde website. Het doel daarvan is dat onderzoekers uit de deelnemende landen vanuit hun werkplek toegang krijgen tot de database en zo informatie over specifieke apps kunnen opvragen.”
Volgens De Jong is de kracht van dit project de internationale samenwerking, waarbij alle landen hun kennis delen. “We willen zoveel mogelijk instituten betrekken om de database te vullen en te updaten. Die kennis maken we direct toegankelijk voor alle partners. Wat wij ontdekken en onderzoeken, voegen we toe en andere landen doen dat ook,” aldus De Jong.
De referentiedatabase zal naast gegevens van apps voor Android en Apple, ook informatie bevatten van de unieke experimenten en onderzoeken die het NFI deed aan smart apparaten zoals Smartwatch, Smart TV’s en de Stappenteller van iPhone.
Zoeken met artificial intelligence
Het ultieme doel is volgens het NFI om een internationale database te bouwen met miljoenen digitale sporen. Op de informatie in die database willen de deskundigen vervolgens AI (artificial intelligence) modellen toepassen om de data uit de bewijsbestanden te kunnen interpreteren. “Stel, in een bewijsbestand is een spoor gevonden, dan kan de referentiedatabase aangeven van welke app en welke appactiviteit dat spoor afkomstig is. De database kan aangeven of het spoor bijvoorbeeld uit een e-mail komt of dat het is gedownload. Het voegt dus een laag extra informatie toe aan ruwe zaaksdata,” legt De Jong uit.
Voor dit project is ook samenwerking gezocht met hogescholen en universiteiten. Studenten gaan het onderzoeksproject ondersteunen door de software verder te ontwikkelen en door bestaande én nieuwe apps te analyseren en de database zo uit te breiden. Naar verwachting is een eerste versie eind dit jaar beschikbaar.
Bron: blcbx
Blijf betrokken, blijf wakker, volg LNN. Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en maak kans op een Hoody
Het ligt aan de mensen zelf wat ze met hun smartphone doen en wat ze er allemaal op achter laten.